Ziekten en immuniteit bij agaporniden
Alles begint bij het
pasgeboren vogeltje wat nog zwak is maar toch al bescherming heeft tegen
virussen en bacteriën.
Ze krijgen via het moederlijk bloed een passieve immuniteit mee. Maar dit bloed
breekt af en moet vervangen worden door eigen aangemaakt bloed, inbegrepen een
eigen actieve immuniteit. Bloed wordt gemiddeld om de 6 à 8 weken vernieuwd.
In deze, toch delicate, overgangsfase zal de actieve immuniteit zo snel mogelijk
moeten worden opgebouwd in aflossing van de passieve immuniteit zodat de jonge
vogel maximaal wordt beschermd.
Passieve immuniteit wordt niet
door het lichaam zelf opgebouwd, maar meegekregen via de dooier en bevat
antistoffen tegen de meeste ziekteverwekkers.
De actieve immuniteit daarentegen beschermt een dier in hoofdzaak tegen
specifieke infecties.
Dit omdat het reeds kennisgemaakt heeft met de antigenen van de ziekteverwekker
in de nieuwe leefomgeving.
Komt er eigenlijk op neer dat een vogel hierdoor een eigen immuunsysteem
ontwikkelt met antilichamen tegen deze verwekker en het immuunsysteem achteraf
blijft zorgen voor een langdurige, meestal permanente bescherming tegen deze
indringer. De ziekteverwekkers zullen zich eerst een ingang moeten verschaffen
voordat zij schadelijk kunnen zijn voor een agapornis.
De meest gebruikelijke weg bij
vogels is via de slijmvliezen van het oog en de snavel . De slijmvliezen zijn
een eerste afscherming tegen deze ziekteverwekkers.
Als onze agapornis een zwakke conditie heeft zal deze slijmlaag niet effectief
genoeg zijn om zijn belagers tegen te houden en kunnen deze gemakkelijk
binnendringen.
Ze verspreiden zich dan verder in het lichaam via het bloed en lymfe.
Indien een ziekte voor de eerste keer in het lichaam van onze agapornis komt zal
het lichaam antilichaampjes aanmaken om deze ziekteverwekker het hoofd te
bieden.
De vogel beschikt nu over de genetische “code” om de antilichamen, in geval van
nood, snel aan te maken.
Als nadien deze ziekte nogmaals toeslaat zal het lichaam, gezien het deze ziekte
(code) kent, nog sneller en effectiever kunnen reageren en snel de antilichamen
produceren.
Er zijn aangeboren
immuniteiten en dus kunnen vogels antistoffen bezitten om bepaalde ziekten
zonder problemen het hoofd bieden. Maar tijdens de eerste levensdagen van onze
agapornis worden er ook ontelbare antistoffen via de moeder, tijdens het voeren,
doorgegeven aan het jong.
Verder is er ook een mogelijkheid om te vaccineren en een verzwakte of dode vorm
van een ziekteverwekker in te spuiten. Het lichaam maakt dan de nodige
antistoffen aan tegen deze ziekteverwekker.
Uiteindelijk maakt onze agapornis regelmatig zelf antistoffen aan omdat hij
eigenlijk constant belaagd wordt door allerlei ziekteverwekkers die al of niet
levensbedreigend kunnen zijn.
Deze ziekteverwekkers kunnen
ook bestreden worden met bepaalde antibiotica.
Maar sommige ziekteverwekkers kunnen zichzelf hier ook weer tegen wapenen, dit
noemen we resistentie.
Als er constant gebruik wordt
gemaakt van antibiotica is de kans heel groot dat sommige ziekteverwekkers ook
daar resistent tegen worden.
Resistentie treedt vooral op als er steeds dezelfde soort medicatie wordt
gebruikt, in steeds dezelfde of steeds meerdere hoeveelheden en dit maanden en
jaren na elkaar en vooral als de kuur niet volledig gegeven wordt zodat nog
enkele kiemen overleven.
Deze slagen er nogal eens in zich aan te passen aan het antibioticum zodat het
niet meer helpt..
Uiteindelijk valt er nog weinig te doen en is onze agapornis ten dode
opgeschreven.
Meestal zijn het de zwakkere vogels die slecht een besmetting kunnen verwerken
en ziekten verspreiden via hun stoelgang, hun veerstof, bloed of via het
drinkwater. Zo worden gezonde agaporniden besmet zonder daar in eerste instantie
aan te bezwijken, tot ze zelf een zwak moment hebben.
Het is dus aan de kweker om er voor te zorgen dat hij een sterke stam vogels
heeft, kennis heeft van kweken en vermijdt om zwakkere vogels te gebruiken voor
de kweek.
Veel van alle ziekteverwekkers heeft de kweker onder controle, alleen hebben de
meeste dat zelf niet altijd door.
Wat kunnen we nu gaan doen om
te zorgen dat we zoveel mogelijk beschermd worden tegen deze ziekteverwekkers.
Wel, daar zijn drie belangrijke woorden voor namelijk: hok,
kweker en agapornis.
Ons hok,
volièreruimte of hoe je de locatie ook wilt noemen moet met verstand onderhouden
worden en niets mag aan het toeval over gelaten worden. Dus regelmatig en op
vaste tijdstippen preventief behandelen tegen ongedierte, insecten en
fungiciden. Een dierenruimte moet proper en onderhouden zijn maar mag ook weer
geen steriele ruimte worden. Verder moeten onze hokken en volières bescherming
geven aan onze agaporniden en dus is het nodig om zo snel mogelijk
herstellingen uit te voeren, als dat nodig blijkt te zijn. Denk eraan, van
uitstel komt afstel en dat kan misschien wel eens het leven van je agapornis
kosten.
Maar als je kweekruimte bijna steriel wordt onderhouden is en al je vogels zo
goed als vrij zijn van de meeste ziekten, weet dan dat ze dan juist de meeste
kans hebben om aan een banale ziekte te sterven.
Onderhoud betekent niet dat je kweekruimte moet voldoen aan de eisen van een
goede operatiekamer in een hospitaal maar betekent wel dat het verblijf vrij
moet zijn van ongedierte, voerresten, opgehoopt vuil, een overvolle vuilbak, een
dweil die er al jaren op de grond ligt, vieze eet en drinkbakken, enz.
De kweker moet
weten waarmee hij bezig is en niet zo maar wat agaporniden aan elkaar koppelen
zonder iets te weten van hun afkomst of welke soort het eigenlijk is.
Hij moet weten dat bepaalde mutaties zwak zijn en sneller ziek kunnen worden.
Ook moet hij een basiskennis hebben over vogels in het algemeen.
En dit alles moet je jezelf aanleren door zo veel mogelijk te weten te komen
over het kweken, genetica, ziekten, voedingsleer, enz.
Terwijl je dit artikel leest bulkt het internet van berichtgevingen over de
vernoemde onderwerpen. Als je geen zin hebt om dat allemaal op te zoeken en te
leren, wel dan moet je niet verstomd zijn dat er wat kan verkeerd gaan.
Onze agapornis
is een levend dier en dus moet het ook behandeld worden als iets dierbaars. Het
zijn geen geldmachientjes die alleen maar de portefeuille moet spekken, maar
dieren die je op een diervriendelijke wijze houdt.
Teveel en te lang kweken maken je agaporniden zwak en zwak betekent dat ze veel
sneller ontvankelijker zijn voor allerhande ziekten dan gezonde exemplaren.
Dit noemen ze we de resistentie-selectie-methode.
Met vogels die niet in staat zijn zonder antibiotica te overleven moet niet
verder gekweekt worden.
Een eenvoudige maar zeer doeltreffende filosofie die op termijn in alle
opzichten tot succes leiden zal.
Gewoon een sterke bloedlijn, zonder het ongemakkelijk gevoel van dreigende
infecties, zonder het moeten knoeien met poeierkes allerhande, waarbij de
liefhebbers alleen maar achterdochtig onder elkaar worden.
Ook belangrijk is dat je je agapornis niet hermetisch mag afsluiten van andere
agaporniden of dieren. Agaporniden die 100% vrij zijn van alle soorten ziekten
zijn namelijk het meest kwetsbaar. Dus contact met andere agaporniden is
belangrijk zodat ze constant antistoffen kunnen opbouwen tegen bacteriën en
virussen die ze kunnen op doen.
Volgende tabel geeft enkele ziekteverwekkers weer die onze agapornis zouden kunnen treffen.
© COMED
Agaporniden die geen goede
conditie hebben kunnen aan al deze opgesomde ziekteverwekkers sterven.
Erger nog is als er niet tijdig wordt ingegrepen, dan kan tot 100% sterfte
optreden.
Zwakke agaporniden doen ziekten op, zijn te zwak om de nodige antistoffen aan
te maken en sterven uiteindelijk aan complicaties.
Als je je agaporniden op een verantwoorde wijze verzorgd, een gezonde en een
afwisselende voeding geeft en niet uitbuit dan is de kans erg klein dat ze
sterven aan deze ziekteverwekkers.
Verder heb je natuurlijk ook
virussen die niet te behandelen zijn en zelfs levenslang in de vogel blijft
zitten. Tot zulke virussen behoren bijvoorbeeld Polyoma. Agaporniden kunnen dit
krijgen via het bloed, veerstof en het kan zelfs al aanwezig zijn in het ei.
Polyoma is een eerder zwak virus, wat nogal eens voorkomt bij agaporniden, en
kent heel wat gradaties zodat er soms geen enkele aanwijzing is dat ze ziek
zijn. Zij kunnen zelfs antistoffen opbouwen en bij onderzoek blijkt dan dat ze
negatief testen op Polyoma.
Polyoma kan zelfs latent aanwezig zijn en toch niet opspoorbaar zijn.
Anderzijds zijn er agaporniden die wel mogelijk kenmerken geven van Polyoma en
indicaties kunnen de volgende zijn: slecht verenkleed, constant mager aanvoelen,
constant platte stoelgang, bloederige stoelgang, braken en uiteindelijk kunnen
sterven. Als dit regelmatig bij je agaporniden voorkomt is het best dit te laten
testen bij een dierenarts die kennis heeft over dit virus.
De eerste meldingen van Polyoma zijn al meer dan 50 jaar oud en werden voor het eerst opgemerkt bij grasparkieten. In Australië zou zelfs 50%, en sommige spreken zelfs van veel meer, van de in het wild levende parkieten en papegaaien besmet te zijn met Polyoma. Bij sommige kolonies kan er plots een massale sterfte zijn die te wijten is aan Polyoma. Bijna altijd heeft het dan te maken met kolonies die om verschillende reden, o.a. inteelt, zwak worden, stress vertonen en dat zijn dus ideale omstandigheden om het Polyoma virus wakker te schudden en zijn dodelijke tocht te laten beginnen.
Het is dus belangrijk dat we
opmerkzaam blijven voor het gevaar van Polyoma, maar we mogen dit ook niet
dramatiseren. Ook kan je zelf als tijdelijke drager van dit virus fungeren door
veerstof dat je op je krijgt. Dat zou bijvoorbeeld gebeuren op
tentoonstellingen, op verkoopdagen, in winkels, bij kwekers, bij personen die
maar één agapornis hebben als huisdier, enz
Niemand kan eigenlijk voor 100% zeggen Polyoma vrij te zijn, want wie laat zijn
vogels onderzoeken als ze blaken van gezondheid. Je agaporniden kunnen
bijvoorbeeld besmet zijn door een erg milde vorm van Polyoma Ze worden niet ziek
en de kweek verloopt ook perfect en dus ga je er vanuit dat je bestand gezond
is. Doordat het een milde vorm is kunnen ze zelfs antistoffen opbouwen en na
enkele maanden kan het virus zelfs verdwenen zijn.
Zelf heb je het dus nooit geweten en toch was er Polyoma in je bestand. Dat komt
omdat dit fel verspreide, maar eerder zwakke, virus veel minder kans maakt om
een goed verzorgd vogelbestand aan te steken.
Een ergere vorm is als er bij
nestjongen plotse sterfte is en zelfs meerdere jongen op heel korte termijn
sterven, dan is er dus kans dat Polyoma erg heeft toegeslagen. De ergste vorm is
als jongen onderhuidse bloedingen vertonen, als ze een vergrote lever hebben en
een heel dikke buik. Deze onderhuidse bloedingen ontstaan doordat dit virus de
vitale organen beschadigt waardoor deze gaan bloeden. Als zich dit voordoet dan
zit er helaas niet anders op dan alle jongen en de ouders op te ruimen. Bij iets
grotere jongen zie je soms dat ze eerst normale slagpennen en staartpennen
krijgen maar dat die na enkele dagen opnieuw uitvallen. Ook hier is duidelijk
Polyoma grondig zijn werk aan het doen en is opruimen dus ook hier een feit.
Dus nogmaals, als jongen sterven en duidelijke kenmerken vertonen van Polyoma
dan is het ontzettend belangrijk van je verantwoordelijkheid te nemen. Je moet
dan alle nog levende jongen van dit koppel of de jongen van meerdere getroffen
koppels opruimen en dit samen met hun ouders natuurlijk.
Jonge fischeri getroffen door Polyoma
Doe dus a.u.b. niet laf en breng ze niet naar de handel of zadel er niemand
anders mee op. Dat heeft in het verveleden al heel vervelende situaties
opgeleverd waaronder welles en nietes ruzies onder liefhebbers. In liefhebbers
ziet het woord “lief” en dat willen toch niet gaan veranderen in “haat”.
Koppels die gezonde jongen
grootbrengen, als je bij een ander koppel Polyoma hebt vastgesteld, hoef je
nog niet op te ruimen, maar wees alert. Het betekent dus niet als een agapornis
besmet is dat ze het allemaal hebben.
Probeer alleen een tijdje geen vogels aan te kopen of te ruilen tot je merkt dat
er geen jongen meer sterven in de nestblokken. Maar natuurlijk ook rekening
houden met de indicaties die reeds eerder werden vermeld in dit artikel.
Nog even tijd voor een waar gebeurd verhaal !
In het verleden nam iemand
contact met mij op omdat hij verdacht veel dode jongen had in de nestblokken.
Ook sommige van zijn oudere vogels hadden problemen. Er stierven dus heel wat
jongen tijdens hun eerste levensweken en volgens hem was de oorzaak dat de
poppen niet meer wilde voeren en hun jongen doodtrapten. Ik heb hem toen
aangeraden om enkele van zijn vogels met hoogdringendheid te laten testen door
een dierenarts.
Zijn antwoord daarop was : "ja, maar ik heb al goud, zilver en brons op diverse
show behaald en dus kunnen ze niet ziek zijn. Uiteindelijk liet hij toch testen
doen en het verdict was Polyoma. Maar hij zei dan dat die dierenarts er niets
van kende.
Wel als er op deze wijze wordt omgegaan met besmettelijke ziekten dan betekent
dit of wel dat het gaat om een nogal erg naïeve liefhebber of om eentje die het
geen moer kan schelen dat andere liefhebbers ook problemen kunnen krijgen door
zijn laf gedrag. Door zulke liefhebbers zullen veel ziekten nooit verdwijnen of
geëlimineerd worden.
Doe zoveel mogelijk aan
preventie, zorg dat gevaarlijke virussen of bacteriën weinig of geen kans
krijgen om je vogels te besmetten en grijp in als je vermoedens hebt dat er iets
mis is.
Maar de vraag dringt zich dan ook op of er middelen bestaan die een extra
bescherming bieden aan onze vogels. Onderhoud was er al een maar er is meer en
door dit alles te verstandelijk te combineren zijn we op weg om een van heel
gezonde vogelbestand op te bouwen.
Daarom wil ik nu even vermelden welke middelen ik preventief aanwend om te
vermijden dat mijn vogels zouden aangetast worden door een erge ziekte of
besmetting.
Ik gebruik voedingsupplementen die ervoor zorgen dat heel wat ongemakken
achterwegen blijven. Hiervoor gebruik producten zoals Kuurolie en de Winmix van
de firma Comed. Ik heb in het verleden een lang onderhoud gehad met industrieel
apotheker Jean Louis Jorissen van Comed. Volgens hem zorgen die producten o.a.
voor een gladde darmwand waardoor bacteriën en virussen niet de kans krijgen om
zich vast te hechten. Ik geef al heel wat jaren dagelijks de combinatie van
Kuurolie (Curol) en Winmix. Weet dat Curol (Kuurolie) ook viruswerende
eigenschappen heeft en dus als standaardtoevoeging op natuurlijke wijze mijn
vogels beschermd.
Zelfs als mijn agaporniden de keuze krijgen om zaad met of zonder die producten
te gebruiken, dan laten ze het zaad zonder wel links liggen. Dus lusten doen ze
het zeker en vast en dat betekent dus dat er geen verlies is van deze
supplementen en het vogelzaad.
Verder heb ik al heel wat jaren constant een ionisator aanstaan wat toch ook
doeltreffend is in de strijd tegen virussen, die zich via stofdeeltjes zouden
kunnen verspreiden.
Nu ik ben mij er ook bewust van dat ondanks dit alles er nooit 100% garantie is
op een constant gezond bestand, maar ik ben wel overtuigd dat als ik alle
mogelijke gezonde middelen blijf gebruiken de kans wel erg klein is dat er iets
mis zal gaan.
Buitenstaanders mogen namelijk vogelliefhebbers niet meer associëren als
duistere mengers van geheime preparaten en die het ook niet nauw nemen met het
misbruik van antibiotica. Buitenstaanders moeten kunnen vaststellen dat wij onze
vogels op een verantwoorde wijze houden en dat kan alleen maar als er een
algemene mentaliteitsverandering merkbaar is.
Misschien heb jezelf baat bij andere middelen die je bestand gezond houden en
als het werkt mag je dat zeker niet wijzigen. Probeer alleen andere er ook van
te overtuigen dat er gezondere alternatieven bestaan dan antibiotica om een
gezond bestand op te bouwen.
NB : dierenarts Björn Geeroms heeft de vernoemde producten van Comed uitgebreid getest en als zeer effectief bestempeld. BVA liefhebbers die dit willen nalezen kunnen dit door een mailtje te sturen naar guido.kempeneers@telenet.be